Uit 't Zuiden

Tietensaga (I) - Het tietengebouw

Rijckheyt-foto, tietengebouw

29-10-2018 Fictie
Auteur: Nancy Bastiaans

‘Laten we bidden.’ Ze sloten hun ogen. Op wat gekuch na was het stil in de kerk. Een goede gelegenheid om te kijken of het waar was, wat mijn beste vriendin had gezegd over Karin. Dat bidden daar begreep ik toch niets van. Ik boog een beetje voorover en keek naar rechts. Het mooiste meisje van de klas zat kaarsrecht en jawel hoor, door haar coltrui priemden twee bollingen. Klein, dat wel, maar duidelijk het begin van tieten. Karin was mooi, lief en nu was ze ook nog eens de eerste die volwassen werd.

De pastoor rammelde me uit mijn bewondering met zijn niet te volgen geprevel. De voorste rijen stonden op en schuifelden het gangpad op. Gelukkig, het was weer voorbij.

Mijmerend sjokte ik achter mijn ouders aan over de Akerstraat in Heerlen naar huis. Mijn hoofd gebogen, zoekend naar enige beweging onder mijn trui. Voor het eerst drong de betekenis van mijn vaders standaard opmerking tot me door. ‘Het is toch wat met dat tietengebouw.’ De ophef over het kantoor begreep ik niet. Het was prachtig, blauw met grote kokers ervoor. Dat ze tieten werden genoemd bevestigde mijn vermoeden. Het hebben van borsten is dus echt hét belangrijkste van vrouw zijn.

‘s Avonds nestelde ik me in bed bij mijn vijftien knuffelvrienden. Thijs het konijn was mijn God, ik vertelde hem alles en vroeg hem mijn wensen uit te laten komen. Hij was het natuurlijk roerend met me eens dat ik er klaar voor was. Het was zijn idee geloof ik, dat ik mijn moeder moest vragen om alvast een BH voor me te kopen.
Haar ogen gleden over mijn platte borst en met een verbeten glimlach kwam het hoge woord eruit. ‘Zover ben je nog lang niet. Ben jij maar blij dat je nog kind kunt zijn.’ Een belachelijk antwoord vond ik. Thijs en de rest van de pluche-gang was het roerend met me eens.

Steeds meer meisjes in de klas kregen ze en Thijs wist het ook niet meer. Mijn tieten-obsessie werd langzaam overgenomen door mijn verliefdheid op Ernst Jansz van Doe Maar. Tietenloos ging ik naar de middelbare school. Het boeide niet meer zoveel. Thijs moest me helpen met al mijn verliefdheden, naast Ernst Janz was er ook nog die jongen uit de tweede en die uit de vierde was ook knap.

‘Thijs, we moeten praten. Zonder ‘je weet wel’ kom ik al moeilijk aan verkering. Ernst Jansz ziet me aankomen, zeg. Het is ook beter dat jullie niet meer in mijn bed slapen. Daar ben ik nu te groot voor, begrijp je dat?’ Natuurlijk hadden mijn ‘God’ en zijn onderdanen hier begrip voor. Ze verhuisden naar een stoel en toen begon het. Ik kreeg tieten en hoe. Ze groeiden en groeiden, het hield niet op. Prachtig vond ik het, tot het moment dat de mijne die van mijn vriendinnen, inclusief die van Karin voorbij groeiden. Ik schaamde me dood voor die veel te grote ondingen. In datzelfde jaar werd het tietengebouw afgebroken.